‘Voor veiligheid en infrastructuur moet Brussel onder federaal toezicht komen’

Doorbraak, 4 april, Michael Vandamme

foto © Standaard Uitgeverij

Vanavond  reikt het Vlaams Komitee Brussel de De Cuyper-erepenning uit aan journalist Rik Van Cauwelaert, als erkenning voor zijn inzet voor de Vlamingen en het Nederlands in de hoofdstad. De columnist van De Tijd  en gewezen hoofdredacteur van Knack treedt daarmee in de voetsporen  van onder meer Luc Van den Brande, Luckas Vander Taelen en Jan Verheyen. Van Cauwelaert toont zich bijzonder kritisch over de politieke impasse waarin het Brussels gewest vandaag verkeert. ‘Brussels PS-voorzitter Ahmed Laaouej  is een pyromaan.’

We zijn vandaag 299 dagen na de federale en regionale verkiezingen, maar van een Brusselse regering is er nog altijd geen spoor. Dat is eerder pijnlijk?

‘Absoluut. Je kan de huidige impasse ook niet los zien van de ontstaansgeschiedenis van het Brussels Gewest. In se was dit een compromis tussen drie mensen: Jean-Luc Dehaene, PS-kopman Philippe Moureaux en Gérard Deprez, de toenmalige voorzitter van de PSC (de voorloper van Les Engagés). Zij kwamen hiermee tegemoet aan de Franstalige eis om een derde gewest uit te bouwen. In ruil daarvoor werden dan ook de nodige waarborgen ingebouwd voor de Vlamingen. Voor Dehaene was dit een manier om binnen de PS de aandacht af te wenden van enfant terrible José Happart. Feit is dat die stad toen al in volle sociologische mutatie was. Dehaene besefte zelf ook dat er enkele constructiefouten in het model zaten, te beginnen met de financiering of het bestendigen van de versnippering van de 19 gemeenten.’

Het argument in die jaren was dat het Gewest onontbeerlijk was om Brussel een (nieuwe) dynamiek te geven. Iets wat blijkbaar niet kon zolang de stad op nationaal niveau bestuurd bleef?

‘Dat werd toen gezegd, maar is nooit gebeurd. Even heeft dat gewerkt, maar al vrij snel kwamen de limieten in zicht. Men heeft nooit grondig nagedacht over de rol die Brussel als gewest moet spelen en is altijd wat blijven hangen in de kleine achtertuin. Iemand als Dehaene wist zeer goed dat die 19 gemeenten tot één gebied moesten evolueren, maar het is er dus nooit van gekomen. Vandaag stellen we vast dat die gemeenten de facto aan het infuus van het gewest hangen, terwijl datzelfde gewest er financieel uiterst belabberd aan toe is. De gemeenten die financieel op eigen benen kunnen staan, zijn op de vingers van één hand te tellen. Molenbeek en Anderlecht zijn zelfs virtueel failliet. En dan vindt iemand als Brussels PS-voorzitter Laaouej het opportuun om politieke spelletjes te blijven spelen. Die man is een pyromaan.’

U had het over een Brussel dat al sociologisch aan het veranderen was toen het Gewest boven de doopvont werd gehouden. Hoe schat u Brussel anno 2025 in? 

‘Dit is een heel ander Brussel, de stad is enorm veranderd. De verschillende gemeenschappen zijn een steeds belangrijkere rol gaan spelen, zeker op politiek vlak. En dat is iets waar de macht van PS-voorman Laaouej helemaal op steunt. Hij spreekt deze zogenaamde communautisering op geen enkele manier tegen. Dit wordt pijnlijk aangetoond in gevoelige dossiers als de hoofddoek of het ritueel slachten.’

Tot grote ergernis van de PS oude stijl. Iemand zoals Merry Hermanus, een voormalige apparatsjik van de partij, ventileert zijn ergernis kwistig op zijn blog.

‘Hij is nog iemand van de oude lijn, een man die voor échte laïciteit staat, een lijn die de PS destijds rigoureus volgde. Met lede ogen stelt Hermanus nu vast hoe het geloof een plaats krijgt in het politieke apparaat. De gemeenteraad van Molenbeek die onderbroken wordt voor de iftar: dit was tot voor enkele jaren totaal ondenkbaar. Een onderbreking voor de hoogmis of iets vergelijkbaars, daar kan iemand als Hermanus eenvoudigweg niet bij met zijn verstand. Wat die oude garde ook tegen de borst stoot, zijn de talrijke benoemingen waarmee zo’n Laaouej zich nu populair maakt.’

De geweststructuren bevatten verschillende waarborgen voor Nederlandstaligen. Springt men daar niet te weinig assertief mee om?​

‘Misschien is dat wel zo, maar dat kan je dan ook niet los zien van een bepaalde sociologische evolutie die zich ook aan Vlaamse zijde voltrokken heeft. Waar men het vroeger over “Brusselse Vlamingen” had, laat men nu dat “Vlaams” al vaak vallen. Sinds het begin van de jaren 2000 is men in de hoofdstad almaar meer gaan ijveren voor een soort Brusselse beweging. Daar zijn de Brusselse Vlamingen in meegestapt. Alsof ze Vlaanderen niet meer nodig hadden, wat dan weer de desinteresse vanuit Vlaanderen versterkt heeft. Zeker bij de N-VA is dat sterk merkbaar. Je kan dat betreuren, maar zo liggen de kaarten vandaag nu eenmaal.’

Stel, u krijgt een wit blad voorgeschoteld en mag de maatregelen die Brussel er opnieuw bovenop kunnen helpen zelf uittekenen. Waar liggen uw topprioriteiten?​

‘Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is geen gewest zoals het Vlaamse of het Waalse. Het vervult een hoofdstedelijke functie. Daarom moet het Hoofdstedelijk Gewest voor de grote bevoegdheden, infrastructuur en veiligheid, onder federaal toezicht komen. Alleen de persoonsgebonden materies kunnen op het niveau van het hoofdstedelijk gewest worden uitgeoefend.  Bovendien is een fusie van de 19 gemeenten een conditio sine qua non. Die 19 entiteiten voor een gewest als Brussel, dat is niet meer van deze tijd. De focus ligt nu veel te veel op het lokale aspect, waardoor je het bredere perspectief mist om dat stedelijke gebied fatsoenlijk in te richten en verder uit te bouwen. In tweede instantie moeten we bekijken hoe we al die internationale instellingen en zij die er werken mee bij de stad te betrekken. Nu heb je vooral te maken met parallelle gemeenschappen, waarbij Brussel voor heel wat mensen niet meer dan een functionele werkplek is. Tot slot moet je politiek orde op zaken stellen. Alle politieke partijen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en ophouden de Brusselse discipelen vrij spel te geven, met alle gevolgen van dien. Sta me toe dit met één klein voorbeeld te illustreren. Op een zekere ogenblik weet men niet meer wat te doen met het beursgebouw. Men maakt er een biermuseum van, zonder enige aantrekkingskracht. Maar met het indrukwekkende Brusselse kunstpatrimonium wordt dan weer helemaal niets gedaan. Onbegrijpelijk is dat.’