Startnotitie

Startnotitie
Photo by Element5 Digital / Unsplash

Voor de verkiezingen van 2024 wees alles erop dat België na de verkiezingen van 2024 in een serieuze politieke en economische crisis zou terechtkomen. Een systeemcrisis die het voortbestaan van het land zelf in vraag zou stellen. De twee belangrijkste landsdelen keken geheel anders naar de toekomst, en een meerderheid onder de Franstaligen bleef diepgaande ingrepen om de situatie aan te pakken voor zich uit te schuiven – zo leek het toen. Hoe moesten de Vlamingen zich op die fundamentele crisis voorbereiden? Kon er een breed Vlaams netwerk opgezet worden, over de klassieke scheidingslijnen, om ons op een dergelijke crisis voor te bereiden? Welke contacten dienden wij in dit verband met Franstalig België - in Wallonië en in Brussel - aan te knopen? Dat waren de vragen die het Centrum Lieven Gevaert toen stelde.

Na de landelijke verkiezingen, met de opzienbarende vooruitgang van de liberale MR, en het succes van de voormalige christendemocratische Les Engagés, leek het er even op dat ook Wallonië een politieke inhaalbeweging wilde maken, in de richting van een serieuze sanering, van zowel de federale als de Waalse en Franstalige begrotingen. Premier Bart De Wever kon pas op 3 februari 2025, 239 dagen na de verkiezingen, zijn centrumrechtse regering voorstellen, met aan Vlaamse kant naast de N-VA ook CD&V en Vooruit. Aan Franstalige kant volstonden twee partijen – MR en Les Engagés - die elk een grote sprong voorwaarts maakten en Wallonië plots een centrumrechtse meerderheid gaven.

Intussen is het onduidelijk of die federale regering erin zal slagen haar
budgettaire doelstellingen te halen. Ze laat zich niet erg beïnvloeden door de flinke weerzin in vakbondskringen maar lijkt wel te botsen op een weerbarstige budgettaire werkelijkheid. Terwijl nog moet blijken of de Waalse regering haar beloftes waar kan maken, stevenen de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest regelrecht op een faillissement af. In dat BHG slaagt men er zelfs niet meer in om een regering op de been te brengen. Hoe dat alles zal uitwerken op het communautaire vlak, met een regering-De Wever die op dit vlak zelfs geen ‘borrelnootjes’ in haar programma opnam maar enkel een ‘initiatiefrecht’ van de premier, valt moeilijk in te schatten.

Sommige sociaaleconomische maatregelen die de federale regering in het vooruitzicht stelt, zoals de beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen, zullen stukken harder aankomen in Wallonië en in het Brusselse dan in Vlaanderen. Hoe dit in combinatie met een streng soberheidsbeleid, politiek zal aankomen in Wallonië is nog niet duidelijk. Houdt centrumrechts daar stand als links daarop inbeukt? In Vlaanderen gaan intussen stemmen op om de federale overheid begrotingsgewijs bij te springen via een overheveling van de volledige gezondheidszorg, het volledige werkgelegenheidsbeleid en misschien zelfs justitie.

De tocht van de regering-De Wever wordt geen wandeling in het park. Ze wil budgettair saneren door ingrijpende hervormingen door te voeren. Maar de geplande moderniseringen van het pensioenstelsel en van fiscaliteit kunnen nog altijd spaak lopen, onder meer op de ingebakken ideologische kloof, maar die loopt niet meer tussen Noord en Zuid maar tussen rechts en centrum-links ten noorden en ten zuiden van de taalgrens. De budgettaire tanker keren, gaat niet snel.
Daarbovenop komen de eisen om meer geld aan Defensie te spenderen. Het justitiesysteem blijft kraken. Het vertrouwen van de modale Vlaming in het politieke bestel wordt – op zijn zachtst gezegd – nog steeds zwaar op de proef gesteld. Dat geldt overigens ook voor het Europese niveau. En het Vlaamse bestuur wordt geacht onder zijn capaciteit te functioneren. Bij Jan Modaal in Vlaanderen slaat de vervreemding toe. Er is de oorlogsdreiging in het Oosten en de wijze waarop de EU de klimaatverandering poogt aan te pakken. Ook onder de regering-De Wever heerst nog altijd de gedachte dat de federale overheid de controle kwijt is over de instroom van (economische) migranten en over een deel van jonge tweede- of derdegeneratie ‘nieuwe m Belgen’. Politiediensten worstelen in sommige Brusselse buurten om de controle te behouden en Antwerpse wijken kreunen onder het geweld tussen cocaïne-benden.

Partijen

De traditionele partijen die de Vlaamse flank van Vivaldi uitmaakten, flirtten, met uitzondering van Vooruit, met de electorale 10% grens. Alleen de extremen groeiden. Vooruit ook een beetje. Groen zit in een dalende lijn – een positie die moeilijk los kan worden gezien van de aanslepende energiecrisis. Een deel van de groene aanhang lijkt niet te weerstaan aan de lokroep van de PvdA. In peilingen leek het Vlaams Belang het te halen op de N-VA, maar uiteindelijk bleef die laatste partij de grootste in Vlaanderen. Open-VLD spartelt om te overleven, terwijl zusterpartij’ MR en N-VA azen op de resten van de Vlaamse liberale partij.

Aan Franstalige kant vallen de groeiende breuklijnen op tussen de Waalse en de Brusselse vleugels van partijen – een fenomeen dat vooral binnen de PS overduidelijk is. In het BHG gaat de partij sterk de ‘communautaristische’ weg op – lees: met een fluwelen aanpak van thema’s die bij de groeiende islamitische aanhang goed liggen. Dat stuit de traditioneel ‘laicistische’ Waalse kameraden tegen de borst. Organisaties als de sterke denktank Institut Destrée in Namen blijven pleiten voor een ‘interne staatshervorming’, waarbij Wallonië alle gemeenschapsbevoegdheden zelf zou gaan uitoefenen. Het einde met andere woorden van de zogenaamde ‘Fédération’ met Franstalig Brussel.

Crisis blijft

Hoe dan ook blijft heel België ten prooi aan een serieuze crisis. Hoe de structurele zwakte van zowel het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als de Franse Gemeenschap moeten opgevangen worden, is onduidelijk. Extra middelen zijn er niet te bedenken. Ook als de Europese Unie de komende jaren economisch standhoudt en geopolitiek aansterkt, zal België de broeksriem stevig moeten aansnoeren. Aan Franstalige kant doet dit het spookbeeld van een nieuwe gelehesjes toestanden opdoemen. In de interpretatie van ‘rattachist’ Jules Gheude rest Wallonië, bij een verder uitdiepen van de crisis, alleen de sprong richting Frankrijk.

De Belgische crisis is economisch van aard, dat blijkt ook uit de crisis die de Vlaamse maakindustrie doormaakt, maar ze is onbetwistbaar ook institutioneel. Alle naoorlogse pogingen om ‘definitief’ met de ingebakken ‘dualiteit’ van België om te springen, blijken gefaald te hebben. Ze hebben voor een belangrijke pacificatie gezorgd, maar op een wijze die naar slecht bestuur leidde. Hoe gaan wij daar de komende jaren mee om?

De richting die het uitgaat, is niet duidelijk. De Belgische staat, in zijn geheel genomen, lijkt niet in staat om de burgers te geven wat die in 2023 van dat politiek verband mogen verwachten. Burgers en bedrijven betalen een hoge belastingprijs en krijgen daarvoor geen efficiënt overheid terug. Die presteert ondermaats. Een deel van de politieke ‘klasse’ – ook aan de Vlaamse kant – flirt met een herfederalisering van bevoegdheden. Nog los van de kostprijs van zo’n operatie zou zo’n wending voorbijgaan aan het proces dat in eerdere decennia tot defederalisering van bevoegdheden leidde: verschillende belangen, en een fundamenteel andere kijk op het functioneren van de overheid. Dat ook de Vlaamse overheid niet de kwaliteit levert die daarvan verwacht werd, doet hier ten gronde geen afbreuk aan. De kwalen die deze vertoont, hebben te maken met kopieergedrag van de oude Belgische zeden.

Responsabilisering

In Vlaanderen is er een sterke stroming aanwezig die alleen een oplossing voor ’s lands problemen ziet in een verderzetting – in verschillende toonaarden – van de defederalisering, met een op zijn minst veel duidelijker afgebakende bevoegdheidsverdeling tussen federaal en deelstatelijk niveau, en een verregaande ‘responsabilisering’ op fiscaal en budgettair niveau van Vlaanderen en van de andere componenten van België.

Hoe je het draait of keert – dit moet vroeg of laat op de politieke agenda komt. Ook een meerderheid van de Vlamingen is wars van politieke avonturen, voornamelijk omdat die plaats dreigen te grijpen in een moeilijke economische en geopolitieke constellatie. België was nooit een ‘eiland’ binnen Europa. Ook lang voor het land zijn naam kreeg, was het een buffergebied tussen de omliggende grotere politieke verbanden. Dat statuut kreeg het formeel nog eens opgelegd door het Congres van Wenen in 1814 1815, en het werd nog eens extra bevestigd bij zijn formele erkenning in 1831-1839. Ook de Europese Unie heeft dat statuut niet wezenlijk veranderd. De rest van Europa maalt alleen om België en zijn problemen in de context van dat nog altijd aanwezige spanningsveld tussen Duitsland, Frankrijk en momenteel in mindere mate het Verenigd Koninkrijk. Sinds de terugkeer van Donald Trump als president is bovendien het spanningsveld tussen de VS en de EU spectaculair gegroeid.

Het denkwerk rond de samenhang tussen dat internationale kader en het groeiende interne spanningsveld is jarenlang stilgevallen, onder meer omdat ook de leidende Vlaamse politieke krachten in de twee voorbije decennia pogingen ondernamen om de zaken zo goed en zo kwaad als het ging op basis van een Belgische consensus te regelen. Nederland heeft zijn traditionele onverschilligheid ten aanzien van de binnenlandse ontwikkelingen in zijn zuidelijk buurland genuanceerd. Den Haag houdt anno 2023 rekening met de autonomie die Vlaanderen verwierf. Maar een actieve opstelling van Nederland in geval van oplopende spanningen binnen België valt niet te verwachten.

Het is vanuit dit complex geheel aan beschouwingen en inzichten dat de idee groeide om een brede ‘verkenning’ van de problematiek uit te voeren en een informeel netwerk op te zetten. Wat leeft er nu echt in kringen die ertoe doen rond de toekomst van het land? Kan er een Vlaams minimumprogramma tot stand komen om een politieke en economische kladderadatsch te vermijden? Op basis van welke formules kan er onderhandeld worden om de brede welvaart die Vlaanderen nog kenmerkt te redden? En hoe moet het dan met de armlastige delen van het koninkrijk? Binnen welk geheel kan hun verdere aftakeling – die op tal van vlakken nadelig zou zijn voor die Vlaamse welvaart – voorkomen worden? Hoe moet het met de solidariteit ten aanzien van Wallonië, Brussel en de Franse Gemeenschap?

Welk Vlaanderen?

Overigens kan de institutionele toekomst van Vlaanderen niet los gezien
worden van de concrete invulling van onze autonomie. Om een
wervend verhaal over Vlaanderen te brengen, zeker naar jongere generaties, past het ook om aandacht te hebben voor de problemen waar de huidige Vlaamse regering en onze hele samenleving mee kampen: het behoud van een rechtvaardig en billijk stelsel van sociale zekerheid, de diepergaand integratie van nieuwkomers en van een tweede en derde generatie inwijkelingen, de uitbouw van noodzakelijke infrastructuur en de problemen waarop dit in ons dichtbewoonde land vaak stoot, het klimaat, de toekomst van onze landbouw gekoppeld aan die van onze bredere economie en van ons milieu. Een economie maximaal gericht op innovatie. Een autonoom Vlaanderen moet ook instaan voor een sterkere zorg, voor jong en voor oud. De wijze waarop wij in de beloken Covid-tijd met onze zwaar zieken en met onze bejaarden in isolement zijn omgesprongen, is niet voor herhaling vatbaar.

Cultuur is een van de sterkhouders van de Vlaamse identiteit. Een ‘Kulturkampf’ tussen overheid en de cultuursector kunnen wij missen als kiespijn. En een sterke aandacht is uiteraard vereist om de pijnlijk- zwakke resultaten van ons onderwijs opnieuw naar het hoogste peil te trekken. Om deze en alle andere maatschappelijke aandachtsvelden op topniveau te brengen, is een eerlijk fiscaal beleid aangewezen, dat oog blijft hebben voor het grote evenwicht tussen uitgaven en inkomsten.

Toekomstige generaties worden al met de gevolgen van een expansieve federale schuld geconfronteerd. Het past Vlaanderen om in de huidige context snel naar een evenwicht te streven, ondanks zijn beperkte eigen middelen. In alle toekomstige constellaties moet Vlaanderen zijn soortelijk gewicht inzetten om de totaliteit van de overheidsfinanciën zo snel mogelijk tot een gezond evenwicht terug te brengen en de deelstaten ten volle te responsabiliseren. Vlaanderen moet ook de hand houden aan zijn buitenlands beleid, met een ‘noordelijk’ accent, gericht op een gepast evenwicht tussen soevereiniteit en Europese samenwerking.

Om aan een oplossing voor die fundamentele vragen bij te dragen, is een brede, informele en politiek en intellectueel onpartijdige permanente ‘bevraging’ nodig van dié personen en groepen die hoe dan ook de toekomst van Vlaanderen en van België zullen bepalen. Dat ligt aan de basis van het voornemen om een bescheiden ‘denktank’ in het leven te roepen, met de oprichting van een vzw die de werknaam ‘Centrum Lieven Gevaert’ kreeg, een verwijzing naar een van de kopstukken van de beweging van sociaal- en Vlaamsgezinde ondernemers die in het begin van de vorige eeuw aan de basis lagen van de brede emancipatie van Vlaanderen en van zijn bevolking. Het is vanuit alle voorgaande beschouwingen dat de vzw Gevaert en zo breed mogelijk, informeel netwerk, wil uitbouwen.